Leraren kennen, net als gewone mensen, hun eigenaardigheden. In mijn tijd (jaren ’60) was conrector Erich een gevreesd man. Als je ‘bij Erich’ moest komen, beloofde dat niet veel goeds. Met zijn harde, snerpende stem boezemde hij ontzag in en hield hij, ook op de gangen, de tucht er in. Ook in de klas als leraar klassieke talen liet hij zich gelden. Als iemand in zijn ogen niet zijn best had gedaan, kreeg deze op harde toon te horen: ‘Heb je gewerkt?’ Kort daarop gevolgd door: ‘Ben je moe?’
Wiskundeleraar Van Gils had ook zijn trekjes. Een proefwerk werd door hem steevast aangekondigd als ‘poefwek’. Gevreesd waren ook zijn ‘kleine schriftelijke werkjes’.
Het is al jaren onvoorstelbaar, maar wij kenden in onze tijd op het Boni werkweken van 5,5 dag. We hadden ook les op zaterdagochtend en als je pech had ook nog eens met het nulde uur: vijf lesuren. Dan pas ging het weekend in.
Anton van den Brink, gym alfa, eindexamenjaar 1969