Met twee oudere zussen op het Boni boven mij, waarvan ik met de oudste 5 jaar scheel, wist ik van jongs af aan twee dingen zeker. Eén was dat ik zonder enige twijfel naar het Boni zou gaan. Twee was dat je het voorlaatste jaar voor je examen een week naar de Ardennen ging. Waar ik echter net zo snel achter kwam, was dat je eens in de 5 jaar gewoon dikke pech had. In lustrumjaren sloeg het Boni de Ardennenweek over en verving deze door iets waarvan school de leerlingen inprentte er trots op te mogen zijn er deel van uit te maken. Iets wat op mij dermate weinig indruk heeft gemaakt waardoor ik simpelweg ben vergeten wat het was. Het had te maken met een week lang oneetbare dingen bakken in de kantine, deze te verkopen aan onschuldige medescholieren om zo geld op te halen voor het goede doel. Op papier en in het licht van de medemens wellicht een prima alternatief. In de praktijk waren de meningen daarover verdeeld, mede gezien mijn bak- en kookkunsten.
Mijn oudste zus – die net als ik dus in een lustrumjaar zat – loste het gemis aan de Ardennenweek simpelweg op door dat jaar te blijven ‘hangen’. Een praktische doch in mijn ogen ietwat draconische maatregel. Mijn middelste zus daarentegen heeft zich 5-vwo-jaren juist druk gemaakt over het feit dat ze naar de Ardennen moest. Het vooruitzicht op ellenlange wandeltochten door modderige bossen, luidruchtige slaapzalen en nauwelijks mogelijkheid je haar iedere dag te föhnen, was voor haar pure horror. Ik haat horrorfilms. Maar wat had ik graag met haar geruild.
Toen 5-vwo aanbrak, bleek ik niet de enige te zijn bij wie jaar 5, in plaats van euforie over het naderende examen, tot de herfstvakantie zeker en met een uitloop naar de kerst, het nodige chagrijn opleverde. Onze mentor Kees Hooyman had al snel door dat dit chagrijn hem waarschijnlijk de komende twee jaar ellende op zou leveren als er geen acceptabel alternatief kwam. En zo geschiedde. In de herfstvakantie, onze en zijn eigen tijd, vertrok klas 5V2 per trein naar Enschede om aansluitend de bus te nemen naar Losser waar we een midweek lang in een jeugdherberg bivakkeerden. Onder de stichtelijke naam ‘Hechter in Losser’ wisten alle leerlingen het initiatief thuis te verkopen. Wat volgde was een week vol met …. Veel van wat nu niet meer kan.
Wat voor ons lag, was dan ook een nacht vol hopeloze en hulpeloze omzwervingen…
Ik weet niet wat het hoogtepunt van de week was. Was dat de volstrekt uit de hand gelopen dropping die -in het geval van mijn groepje- pas ’s ochtends om een uur of 6 eindigde? Staand op een viaduct over de snelweg waaide de (enige) kaart die we hadden uit ons handen. Smartphones en aanverwante GPS-nieuwigheden behoorden nog tot een volstrekt futuristisch scenario. Wat voor ons lag, was dan ook een nacht vol hopeloze en hulpeloze omzwervingen waarbij we de grens met Duitsland meerdere malen zijn gepasseerd. Er restte ons niks anders dan wachten tot we ergens konden bellen om ons vervolgens als verzopen katjes naar bed te laten chauffeuren door de meer dan ongeruste docenten. Met terugwerkende kracht begreep ik op dat moment de afkeer van mijn zus aan het idee van ellenlange wandeltochten.
Of was het hoogtepunt de nacht doorhalen met drank en sigaretten die eindigde met een bezopen begeleidend leraar (van wie ik de naam vergeten ben), liggend op tafel tussen een tientallen lege bierflesjes? Toen kon dat nog. Nu zou de leraar in kwestie op staande voet- en bij voorkeur nog met terugwerkende kracht- ontslagen worden. Ik vraag me af of hij zijn eigen foto zo liggend op tafel wel eens gezien heeft. Achter hem hangt een klok die het tijdstip van tien voor half 5 ’s nachts aangeeft. Als ik de foto’s eens in de zoveel tijd weer eens bekijk, overvalt mij een heel gelukkig gevoel.
Hechter werden we als klas zeker die week in Losser. Maar wat misschien met stip het hoogtepunt was, was het smeden van vriendschappen die al dan niet op later moment voor het leven bleken te zijn. 1987. Toen alles nog kon en veel mocht. Gelukkig hebben we de foto’s nog.
Astrid de Bruijn, eindexamen 1989