Nazomer 1971 – net verhuisd naar het nieuwe gebouw – kregen we als klas 5 gymβ2 een nieuwe leraar Latijn, Ton Drubbel. Het leeftijdverschil met de leerlingen was beduidend kleiner dan we gewend waren. Ton nam eens rustig de tijd om zich in de eerste les voor te stellen, en meteen werd duidelijk, dat hij er op een goede manier voor ging. Hij verstond de kunst de afstand naar de klas klein, maar wel gepast te houden. Hij gaf meteen aan wat zijn benadering was om ons voor te bereiden op het eindexamen, en het leek me opeens wat beter haalbaar. Je kon meteen ook wel horen, dat je zijn favoriete eredivisievoetbalclub voorin het alfabet moest zoeken. In de afsluitende rondvraag na zijn introductie kwam uit het niets de vraag ‘Meneer, heet u echt zo’?
Heel bijzonder was een latere anekdote over zijn vader of schoonvader (eveneens netnummer 020), hoe als fietser de kortste route in A’dam te nemen: niet meteen op het doel af, maar eerst naar de binnenste gracht, vervolgens naar de juiste zijstraat, en dan radiaal richting bestemming. Wat zo’n klassieke vorming je al niet kan brengen.
Na een tijdje werd zoon Thijs geboren. Dit was aanleiding om ons aan te dienen als peteklas. Nu is dit geen officieel erkende status, en nadat Ton er op gewezen had dat de ouders in dit soort zaken een leidende rol hebben, bleek vervolgens dat de kersverse ouders dit toch echt wel waardeerden: de klas werd uitgenodigd op kraambezoek. Dat werd een leuke avond op hun flat in Overvecht. Later is de klas daar nog eens een avond geweest, en ik herinner me dat daar een fles rode wijn geopend moest worden. Geen kurkentrekker voorhanden, dus dan de kurk maar naar binnen gedrukt. Er moet daar vervolgens langdurig een irritante, rode vlek in het plafond gezeten hebben.
Het eindexamen passeerde met het beoogde resultaat, en de contacten beperkten zich vervolgens tot de reünies. En zo kwam er een reünie, waarbij Ton een comfortabel kostuum droeg: een creatie van Thijs Drubbel.
Martijn La Maire, eindexamen 1973