Dit verhaal gaat eigenlijk over Hugo Peters, leraar Engels op het Boni. Hij had nogal een kort lontje. Of kon in ieder geval snel ‘exploderen’ met bijbehorende krachttermen. Het aardige aan hem was dat het altijd van zeer korte duur was. Direct na de uitval was hij weer de vriendelijkheid zelve.
Op het Boni was – zo lang als ik weet – een wielerclubje, De Grote Molen. Zodra het weer het toeliet waren enkele collega’s in het weekeinde op de fiets te vinden. Gerard Stroes, Carel Cronenberg, Gerard Janssen, Kees Hooyman en… Hugo Peters zijn wat namen die ik mij herinner.
Zelf was ik er niet bij betrokken. Wel zagen we op school af en toe de gevolgen. Bijvoorbeeld het gehavende gezicht van Gerard Janssen die een gat in het wegdek niet gezien had.
Zodra de zomervakantie zich aanmeldde ging het groepje collega’s een weekje kamperen in België en Frankrijk om wat bekende hellingen van de Tour de France te beslechten. Waaronder de Stockeu in de Belgische Ardennen en de L’Alpe d’Huez in Frankrijk.
Zo ook dit bewuste jaar, halverwege de jaren ’90. Auto’s werden volgeladen. Racefietsen op het dak. Kees Hooyman zou de ‘volgauto’ zijn met reserve-onderdelen en hij was tevens de kok voor deze week.
Kees had bedacht om de eerste avond pasta voor te bereiden. Voor vertrek had hij thuis een grote pan pastasaus gemaakt en ingevroren. De gedachte was dat tegen de tijd dat de eerste wielerdag voorbij was, de saus wel ontdooit zou zijn. Dat er alleen nog spaghetti gekookt behoefde te worden, zodat de mannen snel aan tafel konden komen.
En dat was ook zo. De pastasaus was in de loop van de dag gaan ontdooien, en… weggelekt in de slaapzak van Hugo Peters!
Je kunt we raden welke verwensingen Hooyman die avond naar zijn hoofd geslingerd kreeg.
Maar hiermee is dit verhaal nog niet ten einde. De zomervakantie ging voorbij. De eerste schooldag diende zich aan. Roosters uitdelen, Brugklaskamp in de eerste week van het schooljaar en ook de voorbereidingen door Stijn Kuitenbrouwer en Ruud van Unen voor de aankomende Ardennentocht waren in volle gang.
De lesweken vlogen voorbij. En toen was het zover. Op een vroege ochtend in oktober stonden rond tweehonderd leerlingen en docenten met rugzakken, slaapzakken, wandelschoenen en grote flessen cola (blijkbaar een eerste levensbehoefte, naast chips) in een overvolle kantine. Op dat moment stond ik, bepakt en bezakt naast Peters en vroeg hem:‘Hé Hugo, wat stinkt het hier naar spaghetti…’Direct daarop volgde de verwachte explosie: ‘Gloeiende, gloeiende… die Hooyman..’
Het werd een van de leukste Ardennentochten.
Gijsbert Ruitenbeek, docent scheikunde en biologie 1985-2002.